Stamboom Baars Rhenen

Franciscus Sampimon

Persoonskaart

Ouders

vader Geboortedatum moeder Geboortedatum
Franciscus Sampimon 1787 Maria Elisabet Christina Louisa Smitshuijsen (Sampiemon) 1781

Persoonsgebeurtenissen

Soort gebeurtenis Datum Plaats Omschrijving
Geboorte 18.02.1819 Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
Militaire dienst 1838 Lichaamsgebreken finaal vrij
Verblijfsplaats 1838 Koestraat Hoefijzergang no 3
Beroep 12.04.1843 Muzikant
Huwelijk 12.04.1843 Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
Beroep 29.07.1848 Hoorn, Noord-Holland, Nederland Muzikant
Beroep 15.04.1854 Arnhem, Gelderland, Nederland Kunstenaar
Verblijfsplaats 4/1856 Amsterdam, Noord-Holland, Nederland Sint Pietersteeg 161, Duvelshoek
Verblijfsplaats 5/1857 Amsterdam, Noord-Holland, Nederland Naauwe Suikerbakkersteeg 144, Duvelshoek
Verblijfsplaats 5/1857 Amsterdam, Noord-Holland, Nederland Land van Beloftesteeg 120, Duvelshoek
Beroep 11.08.1859 Marskramer
Beroep 30.06.1863 Haarlem, Noord-Holland, Nederland Marionettenspeler
Overlijden BEF 24.09.1873 Wordt Johanna van de Wolk en zoon M.F. ingeschreven in Monnickendam, zonder Franciscus.

Notities

Muzikant, kunstenaar en kermisklant. Trouwt op 12-04-1843 met Johanna van der Wolk. Johanna was 17 toen ze trouwde en ook muzikant van beroep.

Justus van Maurik refereerde aan 'kunstminnende Sampimon, goede Sampimon en de bekende Sampimon'. Dit moet deze Franciscus Sampimon geweest zijn. Als enige Sampimon woonde hij in de Duvelshoek en ook precies in de straten die van Maurik noemt in zijn publicatie over de Duvelshoek (in Vriendjes uit mijn jeugd). Verder is hij Marionettenspeler. Deze Sampimon was in zijn tijd weergaloos bekend om zijn poppenspel, onder andere op de Dam van Amsterdam waar hij Jan Klaasen vertolkte.

De bekende schrijver Justus van Maurik schreef:
De bekende Sampimon, Verhoeven, Kabalt en andere marionettenspelers hebben jaren lang in de St. Pieterssteeg, of in de Land-van-Beloftensteeg gewoond. Nu nog is de Duvelshoek niet compleet, wanneer men er niet éen of meer geraamten van- of opgetuigde poppenkasten ziet.

Indien ge reeds tot uwe vaderen vergaderd zijt, sta dan op, uit uwe stille rustplaats, onvergetelijke Verhoeven senior! Zalige Mullens, herrijs! Kunstminnende Sampimon, daal af uit hooger sfeer en zie, hoe de nazaat uwe onsterfelijke namen in eere houdt! Edel driemanschap! ge kunt geen rust genieten, als ge de ontheiliging ziet van den kunsttempel, waarin ge eens als hoogepriesters het outaar hebt bediend.
Och! dat ik nog eens recht kinderlijk kon genieten, echt kinderlijk lachen, dat de kaakspieren er pijn van doen. Maar 't gaat niet meer. Zelfs al kwam de eenige Sampimon met zijn ab- en dependentie terug, ik geloof dat het niet zou lukken.
Ik wil nog even u herdenken, goede Sampimon! - Wel waart gij in uw soort een theater van den tweeden rang, - wel bezat gij geen marionetten, maar slechts poppen, die van onderen met de hand werden vertoond, maar toch heb ik bij uwe voorstellingen niet hetminst genoten.
Uw scharenslijper was eenig, en brullend lachte de schare, als Jan Klaassen den rooden neus van neef Koezijn ten slotte op den steen van den ‘scheeresliep’ sleep, totdat er de dood op volgde.
Nooit heb ik zoo goed begrepen, dat er in de wereld met de gerechtigheid wordt gespot, als toen ik, in uwe kast.... zag, dat de beul werd opgehangen aan de galg, die voor Jan Klaassen bestemd was, en de ex-delinquent er dan den commissaris van politie meedoodsloeg.

Hij is de bedenker van het woord pikketanissie
pikketanissie borrel, glaasje jenever. In 1897 voor het eerst opgetekend, in het boekje Militaire en andere schetsen van M.A.C. Nierstrasz. In dit zeldzame boekje – dat in slechts één openbare bibliotheek bewaard is gebleven – beschrijft Nierstrasz onder meer de begrafenis van de Amsterdamse ‘poppenkastvertoner’ Sampie. Sampie stierf omstreeks 1882 en was toen de ongekroonde koning van de ‘Duvelshoek’, een voor de politie nauwelijks toegankelijke verzameling krotten en steegjes tussen de Reguliersbreestraat en de Reguliersdwarsstraat in Amsterdam. Tot de bouw van het Tuschinski-theater woonden daar de bedelaars, de stoelenmatters, de scharenslijpers en het andere zootje ongeregeld te midden van talloze kroegen.

‘Sampie behoorde tot de élite van den hoek’, aldus Nierstrasz, die indertijd bij de Amsterdamse politie werkte. ‘Hij was een ruwe maar eerlijke, ferme borst, altijd vroolijk geluimd, niet geheel onbeschaafd en nooit lastig als hij eens een “pikketanisje”, zoo noemde hij een borrel, te veel had gebruikt, wat helaas! nog wel eens gebeurde.’

Ook aangetroffen als pikketaris, pikketanus(sie), pikketaones, enzovoort. Over de herkomst van pikketanissie bestaan verschillende theorieën. Waarschijnlijk is het een uitbreiding met een geleerde uitgang – te vergelijken met secretaris – van pikken, dus ‘wat even opgepakt wordt’. Dat pikketanissie van het Spaanse peccadillo (‘kleine zonde’) zou zijn afgeleid, is nogal onwaarschijnlijk. Een andere mogelijkheid is nog dat pikketarus de oorspronkelijke vorm was, en dat dit moet worden geïnterpreteerd als pikken (‘stelen’) plus taru(s), een verouderd woord voor ‘tarwe, graan’. Zeer waarschijnlijk is in ieder geval dat de zegswijze een graantje pikken van invloed is geweest.

Grote landelijke bekendheid kreeg het pikketanissie door een liedje uit 1969 van Johnny Jordaan.

Zie: https://etymologiebank.nl/trefwoord/pikketanis

Op een dag vond men Sampie dood in zijn stoel. De ‘jongens uit de buurt’ speculeerden over de doodsoorzaak (‘misschien van wegens de pikketanesjes’) en besloten toen Sampie niet door ‘die lelijke kraaien’ naar zijn graf te laten dragen, maar er een gezellige volksbegrafenis van te maken. Omdat ze op weg naar de begraafplaats bij iedere kroeg stopten, donderde de kist op een gegeven moment bijna van de lijkwagen, maar uiteindelijk kwam het toch nog goed. Dat wil zeggen, de dag eindigde met een enorme knokpartij, aldus Nierstrasz.